De tentoonstelling ‘Vergane schepen’ laat zien hoe druk het kon zijn op de Zuiderzee. En hoe heftig het bij slecht weer kon spoken. Sinds de drooglegging van Flevoland zijn 435 scheepswrakken aangetroffen. Zoals de ‘ventjager’ die rond 1710 ten onder ging. Een absoluut pronkstuk!
De voornaamste taak van deze ventjager was het transporteren van levende vis. De ventjager kocht de vis direct van de vissers die op het open water bleven en vervoerde de vangst vervolgens zo snel mogelijk terug naar de wal. Zo kregen de klanten verse vis en konden de vissers langer op zee blijven. Omgekeerd bevoorraadde de ventjager de vissers met materialen van de wal.
In het midden van het ruim van de ventjager was een grote met water gevulde ruimte: de bun. Doordat de scheepshuid ter plaatse van de bun was doorboord kon het water de bun vrij in-, en uitstromen. Op die manier bleef de vis in leven. Zo voer de ventjager met heel wat ton vis en vier bemanningsleden over de Zuiderzee.
Joran Smale, conservator martiem depot, vertelt over de Ventjager