De Batavia uit 1628, is een legendarisch schip. Het diende als Oost-Indiëvaarder voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het schip heeft is vooral bij publiek bekend door zijn tumultueuze en korte geschiedenis: op haar eerste reis leed de Batavia schipbreuk voor de kust van Australië, waarbij zowel de kostbare lading als vele opvarenden verloren gingen. De dramatische gebeurtenissen die aan deze ramp voorafgingen en erop volgden, waaronder complotten, muiterij, gevechten op leven en dood, en moordpartijen, hebben bijgedragen aan de faam van het schip.
Van dit 17de-eeuwse schip is een reconstructie gemaakt. Een imposante houten driemaster die nu aan de Oostvaardersdijk in Lelystad voor anker ligt, vóór de werf en het museum Batavialand. Het is een voorbeeld van historische en ambachtelijke scheepsbouw, en een verhaal over de pioniersgeest en passie van de scheepsbouwmeester die hem bouwde. Zodra je het schip ziet, springen de rijke, veelkleurige versieringen in het oog. De wind fluit langs de tuigage, het hout kraakt en piept. Binnen is het donker en ruik je een mengsel van hout, teer en lijnolie. Het schip is voor iedereen een belevenis.
Hoe komt zo’n bijzonder schip in Lelystad? Dat is een heel verhaal. Op 4 oktober 1985 begon Scheepsbouwmeester Willem Vos aan het waarmaken van zijn droom: de bouw van een Oost-Indiëvaarder. Het werd een reconstructie van De Batavia, het spiegelretourschip uit 1628 dat een jaar na de bouw voor de kust van Australië verging. Gedurende tien jaar bouwde hij, samen met zo’n 600 jongeren, aan dit schip op de plek waar nu de werf van het museum is gevestigd. Met grote pionierszin, standvastigheid en eigenwijsheid werkte Willem Vos aan dit avontuur. Hij blies ermee het verhaal De Batavia en tegelijkertijd de ambachtelijke scheepsbouw in Nederland nieuw leven in. De bouw nam uiteindelijk 10 jaar in beslag, op 7 april 1995 kon het schip door Koningin Beatrix worden gedoopt.
Net als haar historische voorganger kreeg het schip de naam ‘Batavia’. Deze Batavia, inmiddels eigendom van Museum Batavialand, is nu 39 jaar oud en heeft inmiddels haar eigen geschiedenis. De conditie van het schip is niet best en dat is niet verwonderlijk. In de 17de eeuw ging een schip als dit maar 15 tot maximaal 25 jaar mee. Daarom wordt nu over haar mogelijkheden en haar rol in het te vernieuwen museum nagedacht.
Hieronder staan vijf hoofdstukken met in elk hoofdstuk een aantal vragen. Klik op het desbetreffende hoofdstuk om de vragen tevoorschijn te laten komen. Klik vervolgens op de vraag om deze te ontvouwen.
De Batavia, het imposante houten schip dat is afgemeerd aan het Oostvaardersdiep vóór de werf en het museum, is geen origineel schip uit de 17de eeuw. Het is ook geen replica (exacte kopie), maar een reconstructie op ware grootte van De Batavia uit 1628, gemaakt met de bestaande kennis van toen. Het schip is 39 jaar oud en behoort tot het museum en de werf van Batavialand.
Het schip is een zo waarheidsgetrouw mogelijk nagebouwde versie van De Batavia uit 1628, een reconstructie dus. Historisch onderzoek, documenten en afbeeldingen op schilderijen hebben daarbij geholpen. Een replica zou een kopie van het origineel zijn, maar het origineel ligt voor een groot deel op de zeebodem want slechts een klein deel is bewaard gebleven. De binnenkant van het schip kon niet volledig worden gereconstrueerd door een gebrek aan informatie.
We weten niet exact hoe een spiegelretourschip uit de vroege 17e eeuw eruitzag of in elkaar zat, en ook niet hoe deze precies werd gebouwd. Daarom spreken we van een reconstructie; zowel het schip als het bouwproces zijn een benadering van de 17e-eeuwse werkelijkheid met de kennis die wij hebben van toen.
Het schip behoort officieel niet tot de collectie van Batavialand en heeft geen monumentenstatus. De Batavia wordt vanwege haar jonge leeftijd ook niet tot varend erfgoed gerekend (dat zijn schepen ouder dan 50 jaar). Wel kan De Batavia gezien worden als immaterieel erfgoed, omdat met de bouw en het onderhoud ervan het oude ambacht van scheepsbouw in stand wordt gehouden.
Scheepsbouwmeester Willem Vos, gespecialiseerd in de bouw van houten binnenvaartschepen, had in de 70-er jaren van de vorige eeuw een droom. Hij wilde een Oost-Indiëvaarder nabouwen, als een eerbetoon aan het vakmanschap in de scheepsbouw.
De inspiratie om een schip te bouwen krijgt Willem Vos tijdens Sail 1975 in Amsterdam. Er zijn vele omstandigheden en toevalligheden die er vervolgens toe leiden dat Willem Vos die kans ook krijgt 10 jaar later in Lelystad.
In 1979 opende het Western Australian Shipwrecks Museum in Fremantle (Australië) waar een deel (het achtersteven) van het in 1963 ontdekte scheepwrak van De Batavia tentoon gesteld is. Met dit schip in de bekendheid leek het Willem Vos een goed idee om zijn scheepsbouwproject op De Batavia te richten: het is actueel en er is een interessant verhaal bij. Paul Verhoeven wilde zelfs een film over het schip maken.
Willem Vos begint in 1985 in Lelystad aan de bouw. De kiellegging (het startmoment van de bouw van een schip) is op 4 oktober 1985 door burgemeester J.P.A. Gruijters van Lelystad. Gedurende 10 jaar (1985-1995) is er aan het schip gebouwd, aan de kade in Lelystad.
Het schip is gebouwd in de buitenlucht. Willem Vos krijgt een terrein toegewezen aan de kust van het Markermeer, aan de Oostvaardersdijk, waar op dat moment niet veel gebeurt. De leef- en werkomstandigheden zijn vrij primair; er is geen elektra, water of riolering, alleen een simpele bouwkeet waar in wordt gewoond. Ook was er een slaapschip voor alle medewerkers.
In het begin brengt Willem Vos en zijn familie geld voor de bouw bij elkaar. Later wordt de bouw gefinancierd uit entreegelden, privé donaties en sponsoring (door o.a. Koninklijke Nedlloyd Groep Rotterdam, Shell, ING, AKZO Coatings).
Vanaf het moment dat er plannen zijn gemaakt voor de bouw van het schip, zijn er ook gebouwen bedacht waar het schip in zou kunnen staan. Het eerste plan voor een gebouw stamt uit 1982, het laatste uit 2021. Al deze plannen waren echter onbetaalbaar. Daarom werd alvast begonnen met het schip.
De bouw van het enorme schip trekt vanaf het begin veel aandacht van bezoekers. De werf wordt daardoor ook een toeristische attractie.
Vandaag de dag is het schip eigendom van Stichting Erfgoedpark Batavialand, de stichting die Batavialand (het museum en de werf aan de Oostvaardersdijk) beheert. De stichting draagt zorg voor het onderhoud en is verantwoordelijk voor het wel en wee van het schip.
Willem Vos had als scheepsbouwmeester de leiding. Aanvankelijk was er een vast team van zes bouwers. Daarnaast bouwde vele vrijwilligers en scholieren mee, getuige de monsterrol van 600 namen (de lijst met namen die daarvoor werd bijgehouden). In 1995 werkten er 55 vrijwilligers aan het schip.
De bedoeling is het schip op ambachtelijke wijze te bouwen, met originele materialen en bij wijze van bouwexperiment met 17de-eeuwse technieken. Uitgangspunt is een schip dat zo authentiek mogelijk is qua maatvoering, vormgeving en materiaalgebruik. Ook werden historische handgereedschappen voor de afwerking gebruikt. Moderne gereedschappen werden enkel gebruikt voor het zwaarste en grootste werk.
Historisch onderzoek helpt daarbij. Daarvoor zijn vele documenten geraadpleegd zoals scheepsbestekken (een soort bouwspecificaties), de administratie van de VOC, de scheepsbouwhandboeken van Nicolaes Witsen en Cornelis van Yk. Ook zijn scheepswrakken zoals de Vasa bekeken en afbeeldingen op schilderijen, gebouwen en meubels.
In de jaren ’80 is er veel werkloosheid. Het bouwproject trekt vrijwilligers en dient ook als scholings- en jeugdwerkgelegenheidsproject; jongeren kunnen het ambacht leren en ervaring opdoen met de bouw en restauratie van schepen. Meer dan 600 jongeren bouwde in het kader van hun opleiding tot ambachtelijk timmerman in de loop van de tijd mee en leerde zo het vak. De bouwers waren een dwarsdoorsnede van de maatschappij.
Er is 10 jaar aan wal aan het schip gebouwd, in 1995 is de klus geklaard. Op 7 april 1995 doopt Koningin Beatrix het schip ‘Batavia’ in Lelystad. Dat deed ze met water uit de Indische Oceaan van de plek waar het wrak van de 17de-eeuwse Batavia ligt. De doop vindt op het droge plaats. Daarna is het schip in z’n geheel op een ponton gezet en naar Amsterdam gereden, dit was een hele complexe en technische operatie. Op locatie werd 250 ton lood aan boord gebracht om het schip genoeg gewicht te geven om te kunnen varen. Hierna is De Batavia zeewaardig verklaard en voer het schip uit.
Een spiegelretourschip was een transportschip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Het heet een retourschip omdat het altijd een heen- en terugreis maakt. De term spiegel slaat op het vlakke deel boven het roer dat rijk versierd is.
De Batavia uit 1985 is ambachtelijk gebouwd met authentieke materialen en grondstoffen. Die zijn bewerkt op de eigen werf in de open lucht (het timmerwerk) en in werkplaatsen op de werf, in het beeldsnijdersatelier, de tuigerij, de smederij en in de blokkenmakerij en op de zeilzolder.
De lengte is 56,5 meter, de lengte over de stevens is 45,28 meter. Het schip is 10,5 meter breed. De maximale diepgang is 5,10 meter. De grote mast meet 55 meter. Het schip bestaat uit 72 spanten. Binnen in het schip is ruimte voor 600 ton goederen.
Voor de bouw is 800 m3 Europees eikenhout uit Denemarken gebruikt. De masten en dekken zijn grenen, afkomstig uit het Zwarte Woud. Daarnaast is touw en canvas verwerkt; in totaal 21 kilometer henneptouw en 1180 m2 canvas uit Schotland voor het zeildoek.
Er staan 3 masten op het schip. In totaal zijn er 10 zeilen en twee bonnetten (verlengstuk voor onderaan een zeil), gemaakt van vlasdoek (deze zijn in 2008 bij een brand verloren gegaan). De koorden en touwen (tuigage) zijn oorspronkelijk gemaakt van langvezelige hennep (Cannabis sativa), nu vervangen door een synthetische variant. Ook zijn er 750 blokken voor touwwerk en geschut aan boord, de meeste van essenhout.
Binnen in het schip is een ruim, een kruitkamer, een grote kajuit, een broodkamer en diverse hutten. Ook zijn er gemakken (toiletten) en enkele meubels op het schip.
De Batavia is historisch gezien bewapend met 32 kanonnen, 24 van gietijzer, zes van brons en twee van composiet.
Het achtersteven is rijk versierd. Meester-beeldsnijder Cees van Soestbergen en een groep beeldsnijders maakten meer dan 100 beelden van Deens eikenhout, uit één stuk gesneden en in lijnolie gedrenkt tegen uitdroging. De beelden zijn gemaakt in de stijl van de noordelijke Renaissance en veelkleurig beschilderd.
Het houtsnijwerk is opgebouwd rond het thema ‘Batavia’ en de opstand van de Bataven tegen de Romeinen in 69 na Chr., als parallel voor de Nederlandse opstand tegen Spanje in de Tachtigjarige Oorlog. Te zien zijn beeltenissen van Willem van Oranje en zijn zoon Maurits, van Julius Civilis (leider van de Bataven) en Bataafse strijders.
Het overhangende deel boven het water (holle wulf) is beschilderd met een zeegezicht met enkele moderne elementen zoals de Flevolandse kiekendief en vlaggen van de provincie Flevoland en van Lelystad op de afgebeelde schepen. Het geheel symboliseert de onzekerheden en beproevingen die steeds overwonnen moesten worden.
De Batavia uit 1985 heeft, net als De Batavia uit 1628, één reis gemaakt, ook naar Australië, maar niet zelfstandig. In september 1999 is het schip op een dokschip naar Sidney in Australië getransporteerd voor de Olympische Spelen in 2000. Daar heeft De Batavia enkele testvaarten gemaakt, waaronder een zelfstandige zeiltocht op de Stille Oceaan. In 2001 keerde het schip op een dokschip terug naar Lelystad.
De verhalen over de scheepsramp van de 17de-eeuwse Batavia en de bouw van de nieuwe Batavia spreken veel mensen aan. Daarnaast heeft het avontuur van de bouw veel mensen tot elkaar gebracht. Er ontstonden vriendschappen, relaties en zelfs huwelijken in het bouwteam. Over het schip en de passie van scheepsbouwer Willem Vos zijn dan ook veel documentaires gemaakt, en De Batavia en haar reis naar Australië zijn veelvuldig in het nieuws geweest. De passie voor het schip is nog steeds aanwezig bij de bouwers van het schip en de vrijwilligers van Batavialand.
Toen Willem Vos in 1985 begon met de bouw was er nog weinig ontwikkeld aan de kust van het IJsselmeer. Willem Vos pionierde, hij had een jongensdroom die hij met kracht en eigenwijsheid waar maakte. Zo is het schip ook aanjager van de kustontwikkeling geweest en heeft het waarde en naam aan het gebied gegeven.
De Batavia is niet alleen onderdeel van het verhaal van museum en werf Batavialand, het schip is deel van de recente geschiedenis en daarmee van de identiteit van Lelystad en de provincie Flevoland geworden. Het zit als het ware in het DNA van het gebied, waarin ook op tal van plekken naar de geschiedenis van het schip wordt verwezen (Bataviakwartier, Bataviastad, Bataviaplein, Bataviahaven, VOC weg).
Naar schatting hebben sinds 1985 in totaal een kleine 5 miljoen bezoekers het schip bezocht. Tijdens de bouw trok het schip het meeste bezoek; eind jaren negentig brachten 300.000 bezoekers per jaar een bezoek aan het schip, in de laatste 15 jaar gemiddeld 47.000 per jaar, in 2023 zo’n 62.000 bezoekers.
De Batavia is ook vandaag de dag nog een grote publiekstrekker voor werf en museum, voor Lelystad en voor de provincie. In Museum Batavialand wordt het verhaal van Flevoland verteld; van oud land, water en nieuw land. Op de werf van Batavialand wordt ambachtelijke scheepsbouw gedemonstreerd, onder meer aan de hand van het schip De Batavia dat naast de werf aangemeerd ligt en nog steeds te bezoeken is.
160 vrijwilligers dragen op de werf, in het museum en op het schip het verhaal van De Batavia uit. Meer dan 3800 vrienden steunden De Batavia en de werf de afgelopen jaren met donaties. Er werken zo’n 160 vrijwilligers mee aan de instandhouding van het schip, de collecties en de werkplaatsen van Batavialand.
De Batavia is een zogenaamde ‘Oost-Indiëvaarder’ uit 1628. Dit soort schepen werden in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gebouwd voor handel naar Oost-Indië, dat als Nederlandse kolonie in Azië werd beschouwd en in 1816 ook officieel de kolonie Nederlands-Indië werd. Het schip is genoemd naar ‘Batavia’. Dat was van 1619 tot 1799 de hoofdstad van de toenmalige kolonie gesticht door Nederlanders.
Het schip is tussen 1627 en 1628 gebouwd op de scheepswerf ‘Peperwerf’ in Amsterdam. Het verging in 1629 voor de kust van Australië op haar eerste reis.
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was opdrachtgever voor de bouw van De Batavia. Als particuliere Nederlandse onderneming had de VOC het alleenrecht voor overzeese handel met gebieden in Azië indertijd. Batavia was het hoofdkwartier van de VOC in Azië.
De Batavia was een spiegelretourschip, het belangrijkste type transportschip van de VOC. Het was een zeilschip voor vervoer van goederen en personen. Dit type schip was een van de grootste uit die tijd, geschikt voor het vervoer van veel vracht.
Zo’n schip werd retourschip genoemd omdat het altijd een heen- en terugreis maakte. De term spiegel slaat op het vlakke deel boven het roer dat rijk versierd was, net zo versierd als de achterkant van een handspiegel in die tijd.
Wat had je in de 17de eeuw nodig om een spiegelretourschip te bouwen? Een flinke scheepswerf, plek om het tuigage te maken, innovatieve techniek en veel handen. Verder materialen; veel hout, nagels, touw en doek als toevoer voor de ambachten. En natuurlijk kennis en vakmanschap, opgedaan in de praktijk en overgedragen van generatie op generatie. Het waren hoogtijdagen voor de houten scheepsbouw met orders vanuit heel Europa.
De bouw van een dergelijk schip duurde vijf tot acht maanden en kostte toen 100.000 gulden. Deze schepen gingen zo'n 15 jaar tot maximaal 25 jaar mee.
In die tijd waren schepen van hout. Die werden toen niet met gedetailleerde tekeningen gebouwd, maar op het oog volgens een aantal vaste maten die vastgelegd waren in charters. Praktische kennis en ervaring van de bouwers en het gebruik van vaste verhoudingen waren daarbij belangrijk.
De hoog oplopende voor- en achtersteven is typisch voor dit soort Hollandse schepen. Die zijn verbonden door rechte dekken. Dat moest bij grote krachten tijdens het varen doorzakken voorkomen. Ook is de platte vorm van het vlak (de onderkant van een schip) een typisch kenmerk, dat geeft het schip stijfheid.
Aan boord van De Batavia waren voorzieningen voor 341 man. Het schip was ook uitgerust met vrij zware bewapening om de belangen van de VOC te kunnen verdedigen.
Op 28 oktober 1628 vertrok een kleine vloot van 7 VOC-schepen, waaronder De Batavia, van Texel naar Nederlands-Indië. Aan boord van De Batavia waren in totaal 341 opvarenden (100 soldaten, 40 passagiers en de rest bemanning). Ook waren er goederen aan boord zoals muntgeld, goud, juwelen, luxe gebruiksgoederen, kleding, blokken zandsteen voor een stadspoort in Batavia en voedsel en wijn voor de bemanning. De reis zou ongeveer acht maanden duren.
De leider van de expeditie was opperkoopman François Pelsaert. Schipper Adriaan Jacobsz was verantwoordelijk voor een goede vaart, maar hij moest wel bevelen aanvaarden van de opperkoopman. De schipper en de opperkoopman kenden elkaar van een eerdere reis en waren geen vrienden. Een van de passagiers, de koopmansvrouw Lucretia Jans, was niet gediend van de avances van schipper Jacobsz en er ontstond wrijving. Dat vormde de start van een reeks van gebeurtenissen: complotten, muiterij, schipbreuk, gevechten op leven en dood en moordpartijen. Dat weten we van historisch en archeologisch onderzoek.
De Batavia verging op 4 juni 1629 voor de kust van West-Australië op het rif van de ‘Houtman Abrolhos’, vandaag de dag Beacon Island genoemd. Het schip liep letterlijk op de klippen. Bij de schipbreuk speelden vermoedelijk problemen met de navigatie en muiterij een rol. Van de 341 opvarenden overleefden 68 mannen, 7 vrouwen en 2 kinderen de ramp. Het grootste deel van de kostbare lading, muntgeld en goud, kon ondanks de muiterij worden gered.
Het wrak is in 1963 ontdekt op de zeebodem bij Morning Reef op de Wallabi-eilandengroep, onderdeel van de Abrolhos. Er is uitgebreid archeologisch onderzoek gedaan. Het wrak ligt nog steeds op de zeebodem. Een deel van het achterschip, een aantal kanonnen, gebruiksvoorwerpen, handelsgoederen en ballast zijn geborgen en worden tentoongesteld in musea in Fremantle en Geraldton in Australië. De kostbare Camee van Constantijn is vandaag de dag in het Rijksmuseum van Oudheden te zien en de vermaarde Rubensvaas in het Walters Art Museum in Baltimore (VS).